Wat u moet weten over het verbod op verticale prijsbinding

Hoewel verticale prijsbinding behoort tot de hardcore mededingingsbeperkingen, had de handhaving van het verbod op verticale prijsbinding lange tijd geen prioriteit voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Tot recentelijk. In 2021 legde ACM een boete op van ruim 39 miljoen euro voor het uitoefenen van ongeoorloofde invloed op de online verkoopprijzen van televisies van detailhandelaren. Tot een aantal jaar geleden. Sinds het najaar van 2018 handhaaft de ACM strenger. Ook mededingingsautoriteiten in andere Europese landen en de Europese Commissie handhaven strikt. In deze blog vertellen wij u wat het verbod op verticale prijsbinding inhoudt.

Wat is verticale prijsbinding?
Prijsbinding (RPM) vindt plaats wanneer een leverancier direct of indirect ongepaste invloed uitoefent op de wederverkoopprijzen van een koper, zoals een detailhandelaar of distributeur. Afnemers moeten vrij zijn om hun eigen verkoopprijzen te bepalen, hoewel er uitzonderingen zijn waarvan de belangrijkste die voor (echte) adviesprijzen of maximumprijzen zijn.

Op grond van het mededingingsrecht wordt verticale prijsbinding aangemerkt als een zogenaamde ‘hardcore beperking’: een ernstige beperking van de concurrentie. Verticale prijsbinding is daarom verboden. 

Onder het verbod vallen ook indirecte vormen van verticale prijsbinding. Zo mag een leverancier geen prijs op het product weergeven die niet kan worden gewijzigd, mag hij geen leveranciersbonussen of -kortingen geven als de afnemer binnen een bepaald prijsniveau blijft en mag hij ook geen sancties (zoals leveringsweigeringen of vertragingen) opleggen als de afnemer toch onder dit prijsniveau komt. Als de afnemer afwijkt van de adviesprijzen.

Hoge boetes
Op overtreding van het verbod op verticale prijsbinding staan hoge boetes. Zo legde de Europese Commissie al eens geldboetes van in totaal € 111 miljoen op aan vier fabrikanten van consumentenelektronica. Deze fabrikanten (Asus, Denon en Marantz, Philips en Pioneer) hadden hun online retailers jarenlang vaste- of minimum verkoopprijzen opgelegd. Als deze retailers zich hier niet aan hielden, werden de leveringen stopgezet. Als gevolg hiervan gingen de online retailers hun prijzen op elkaar afstemmen. De Europese Commissie ging ervan uit dat dit tot hogere prijzen voor consumenten leidde en greep dan ook hard in.

In andere landen, waaronder Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Oostenrijk wordt het verbod op verticale prijsbinding al jarenlang streng gehandhaafd. Ook de ACM is sinds een aantal jaar strenger gaan handhaven. Zo deed zij in 2018 onderzoek naar prijsafspraken over consumentengoederen en doet zij op dit moment onderzoek bij bedrijven die actief zijn in de woninginrichting. In 2021 legde ACM een boete op van ruim 39 miljoen euro voor het uitoefenen van ongeoorloofde invloed op de online verkoopprijzen van televisies van detailhandelaren. Daarnaast heeft de ACM een leidraad opgesteld voor samenwerking tussen leveranciers en afnemers.

Een van de redenen voor de strengere handhaving zijn de toegenomen online verkopen. Online is het (met behulp van algoritmes) voor leveranciers en concurrenten veel gemakkelijker geworden om prijsverschillen in de gaten te houden. Daardoor is het voor leveranciers makkelijker om grip te houden op handelaars, waardoor consumenten vaak hogere prijzen moeten betalen.

Wat mag wel?
Er bestaan enkele uitzonderingen op het verbod op verticale prijsbinding. Ook is het onder voorwaarden toegestaan om afnemers een adviesprijs of een maximumprijs mee te geven.

Uitzonderingen
In bepaalde gevallen is het wel toegestaan om afnemers aan een minimumprijs of een vaste prijs te binden. Bijvoorbeeld – en alleen voor zover – dit nodig is om een nieuw product te introduceren, waardoor de concurrentie juist toeneemt. Of om free riding (meeliften) te voorkomen. Hiervan is sprake als consumenten voor een kostbaar of complex product eerst uitgebreid advies inwinnen in een fysieke winkel, om dit product vervolgens online voor een veel lagere prijs te kopen. Met een minimumprijs kan worden voorkomen dat goedkopere (online) aanbieders meeliften op de extra service van andere (fysieke) winkels. 

In dit soort gevallen moet de leverancier wel kunnen aantonen dat het noodzakelijk is deze prijzen te hanteren. Bovendien mogen er geen alternatieven (zoals selectieve distributie) voorhanden zijn om hetzelfde effect te bereiken. Deze bewijslast ligt over het algemeen hoog.

Adviesprijs of maximumprijs
In verticale verhoudingen is het wel toegestaan om de afnemer een adviesprijs of maximumprijs mee te geven. Dit is geregeld in de Europese groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten. Daarbij is het wel oppassen geblazen: een adviesprijs mag namelijk in de praktijk niet hetzelfde effect hebben als een vaste prijs of een minimumprijs. Bovendien mag het marktaandeel van de leverancier en de afnemer (elk afzonderlijk) niet groter zijn dan 30%.

Vragen?
Heeft u hier vragen over? Wilt u een overeenkomst laten toetsen of advies over wat wél mag? Of onderzoekt de ACM uw onderneming? Neem dan gerust vrijblijvend contact met ons op, wij helpen u graag verder.